2 Koningen 10:13

SVVond Jehu de broederen van Ahazia, den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des konings en de zonen der koningin te groeten.
WLCוְיֵה֗וּא מָצָא֙ אֶת־אֲחֵי֙ אֲחַזְיָ֣הוּ מֶֽלֶךְ־יְהוּדָ֔ה וַיֹּ֖אמֶר מִ֣י אַתֶּ֑ם וַיֹּאמְר֗וּ אֲחֵ֤י אֲחַזְיָ֙הוּ֙ אֲנַ֔חְנוּ וַנֵּ֛רֶד לִשְׁלֹ֥ום בְּנֵֽי־הַמֶּ֖לֶךְ וּבְנֵ֥י הַגְּבִירָֽה׃
Trans.wəyēhû’ māṣā’ ’eṯ-’ăḥê ’ăḥazəyâû meleḵə-yəhûḏâ wayyō’mer mî ’atem wayyō’mərû ’ăḥê ’ăḥazəyâû ’ănaḥənû wannēreḏ lišəlwōm bənê-hammeleḵə ûḇənê hagəḇîrâ:

Algemeen

Zie ook: Ahazia, Juda (koninkrijk), koningen van Juda, Koningin
2 Kronieken 22:8

Aantekeningen

Vond Jehu de broederen van Ahazia, den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des konings en de zonen der koningin te groeten.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וְ

-

יֵה֗וּא

Jehu

מָצָא֙

Vond

אֶת־

-

אֲחֵי֙

de broederen

אֲחַזְיָ֣הוּ

van Aházia

מֶֽלֶךְ־

den koning

יְהוּדָ֔ה

van Juda

וַ

-

יֹּ֖אמֶר

en hij zeide

מִ֣י

Wie

אַתֶּ֑ם

zijt gijlieden

וַ

-

יֹּאמְר֗וּ

En zij zeiden

אֲחֵ֤י

zijn de broederen

אֲחַזְיָ֙הוּ֙

van Aházia

אֲנַ֔חְנוּ

Wij

וַ

-

נֵּ֛רֶד

en zijn afgekomen

לִ

-

שְׁל֥וֹם

te groeten

בְּנֵֽי־

om de zonen

הַ

-

מֶּ֖לֶךְ

des konings

וּ

-

בְנֵ֥י

en de zonen

הַ

-

גְּבִירָֽה

der koningin


Vond Jehu de broederen van Ahazia, den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des konings en de zonen der koningin te groeten.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!